Buiten de gebaande paden leer je het meest

Baharak Sabourian, Directievoorzitter lokale banken (in opleiding)

Wie goed doet, goed ontmoet. Als er iets is waar Baharak Sabourian het levende bewijs van is, dan is het wel het principe van wederkerigheid. De kansen die ze heeft gekregen, gecreëerd en vastgegrepen, probeert ze anderen ook te bieden. Als jurist had ze niet verwacht dat ze ooit bij een bank zou werken. Inmiddels is ze ruim zeven maanden bij de Rabobank intern in opleiding om directievoorzitter te worden. Ze vertelt over haar bijzondere carrière die is gebouwd op een fundament van dankbaarheid, leergierigheid en doorzettingsvermogen.

Niets is vanzelfsprekend

‘Een levensles die ik al vroeg geleerd heb, is dat je niets voor lief moet nemen, je moet er zelf wat van maken. Als kind was ik vastberaden om advocaat te worden. Mijn jeugd in Iran heeft in mij strijdlust voor rechtvaardigheid losgemaakt. Mijn ouders hebben alles daar opgegeven om hun kinderen hier een kansrijk leven te bieden, dus het was aan mij om de kansen te grijpen. Eenmaal in Nederland heb ik keihard mijn best gedaan om mijn vwo-diploma te halen zodat ik naar de universiteit kon. En dat in een cultuur die ik niet kende en een taal die ik nog niet sprak. Maar met de juiste mentaliteit, goede voorzieningen en steun van vooral mijn ouders, is het gelukt. Daar ben ik hen, maar ook de Nederlandse maatschappij, heel dankbaar voor.’

Juist bij een lokale bank moet je veelzijdig zijn en kennis hebben van de verschillende krachtenvelden, klanten en andere stakeholders. En een hart voor de samenleving hebben.
Baharak Sabourian

Altijd op zoek naar uitdaging

‘Mijn carrière is een reis waar ik echt van geniet. Op iedere bestemming leer ik iets nieuws en word ik uitgedaagd. Dat heb ik nodig. Na mijn rechtenstudie ben ik dus de advocatuur ingegaan. Daar heb ik communicatieve vaardigheden ontwikkeld waar ik mijn hele loopbaan al profijt van heb. Na vijf jaar hield ik het vak echter voor gezien. Ik vond het te commercieel en wilde het algemeen belang dienen in plaats van één cliënt. Op dat moment brak de financiële crisis uit. Die hectiek was voor mij reden om bij het ministerie van Financiën te gaan werken. Als beleidsadviseur kon ik mijn steentje bijdragen om de samenleving gezond uit de crisis te krijgen. Ik had alleen niet de juiste financiële achtergrond, dus volgde ik in de avonduren nog een studie Financieel Recht. Zowel in theorie als praktijk heb ik ook in die periode veel geleerd. En toen het ministerie na de crisis weer in rustiger vaarwater kwam, was het voor mij tijd om te gaan.’

‘Daarna heb ik nog een paar opvallende carrièrestappen gemaakt. Zo heb ik bij een stichting gewerkt die aandeelhouder was van staatsgesteunde financiële instellingen, waaronder ABN AMRO, en bij een internationaal bedrijf dat handelde in peper. Elke sector heeft zijn eigen dynamiek, dat maakt het voor mij interessant. Zodoende zie je op mijn cv een mix van juridische, financiële en politieke functies en heb ik zowel commerciële als maatschappelijke ervaring. Ik ben geen standaard bankier en dat is precies waarom ik bij de Rabobank op mijn plek ben. We zijn een coöperatie, dus je werkt samen met zeer uiteenlopende partijen. Juist als directievoorzitter van een lokale bank moet je veelzijdig zijn en kennis hebben van de verschillende krachtenvelden, klanten en andere stakeholders. En een hart voor de samenleving hebben, dat is een ding dat zeker is. Toen ik hier begon, keek ik er echt van op hoe maatschappelijk betrokken alle collega’s zijn. Dat heb ik nergens anders gezien.’

Iets terugdoen

‘Waar ik nu ben, heb ik mede te danken aan andere mensen. Mijn ouders, mentoren, vrouwen die boven mij werkten; zij hebben mij bijgestaan met raad en daad. Op mijn dertigste zat ik al in de Raad van Toezicht bij Care Nederland, een organisatie die humanitaire steun biedt aan mensen die het hard nodig hebben. Dat was niet gebeurd als toenmalig raadsleden en politici Lousewies van der Laan  en Loek Hermans niet in mij hadden geloofd. Nu zit ik in de Raad van Toezicht bij de Kunsthal Rotterdam en het Albeda College en probeer ik hetzelfde te doen: mensen een kans geven. Ik heb zelf veel liefde, vertrouwen en een podium gekregen, maar besef dat niet iedereen dat krijgt. Mbo’ers zijn de motor van de samenleving; als ik hen een helpende hand kan bieden, doe ik dat. Ook geven de leerlingen en de kunstenaars mij waardevol maatschappelijk inzicht, ze zijn ieder op hun manier een graadmeter voor wat er speelt in de samenleving. Ik zie het vervolgens als mijn taak om daar iets mee te doen. Als ik ’s avonds terugkijk op een dag waarin de mensen om mij heen gezond zijn én we hebben met elkaar de wereld waarin we leven weer een beetje beter gemaakt, dan is de dag voor mij geslaagd.’